In tegenstelling tot de oudere regelgeving plaatsen de Woningwet uit 2006, het ondertussen vervallen Gebruiksbesluit 2008 met de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012, de verantwoordelijkheid voor brandveiligheid bij de gebruiker. Diverse rampen zoals bij Schiphol, Enschede en Volendam zijn de aanleiding geweest voor dit vernieuwde inzicht. Met deze wetgeving toetst de overheid nu of het aannemelijk is, dat de brandveiligheid voldoende is binnen een gebouw. Indien deze achteraf niet voldoende blijkt te zijn worden de verantwoordelijken strafrechtelijk vervolgd. Een voorbeeld hiervan is de directie bij de Moerdijk brand.
Voor omvangrijke ondernemingen speelt tevens de Code Tabaksblat een rol. Dit is een gedragscode voor beursgenoteerde bedrijven en hun aandeelhouders. Motivatie om de zorgplicht aangaande brandveiligheid goed in te vullen zijn onder andere dat de Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur van een onderneming het niet prettig vinden om te worden geconfronteerd met het nieuws van slachtoffers bij een brand of verlies aan omzet/winst ten gevolge van een brand omdat dit aanleiding kan geven tot een vermoeden van slecht bestuur.
Het Bouwbesluit geeft minimale eisen om te komen tot een brandveilig gebruik van gebouw. Dit zijn o.a. eisen die gaan over hoeveelheid tijd die een standaard brand nodig heeft om door een wand of door een vloer heen te komen. De standaard brand(kromme) is bepaald op een gemiddelde hoeveelheid brandbaar materiaal binnen een ruimte. Deze standaard brand houdt geen rekening met nieuwe materialen zoals kunststoffen of een situatie waarin meer brandbaar materiaal is opgeslagen binnen een ruimte. Bij meer brandbaar materiaal neemt de tijd af, die een brand nodig heeft om door een vloer of een wand te komen.
Het Bouwbesluit heeft als doelstelling het veilig vluchten bij brand. Het heeft niet de doelstelling om een pand na een brand weer gewoon te kunnen gebruiken. Een goed voorbeeld hiervan is de brand die is geweest bij de TU Bouwkunde te Delft. Iedereen had voldoende tijd om het pand veilig te verlaten, het pand stortte echter na meer dan twee uur in (conform bouwbesluit). Het bouwbesluit stelt geen eisen aan de hoeveelheid gewonden c.q. doden die er mogen vallen bij brand. Bijvoorbeeld in meer risicovolle situaties waar niet zelf redzame personen verblijven en/of waar wordt geslapen of waar veel personen samenkomen, regelt de wet dus niet dat er geen slachtoffers vallen bij brand, terwijl dit wel de doelstelling is van de wet. Indien men wil voorkomen dat er bij brand slachtoffers vallen of het pand verloren gaat bij brand, zal men meer maatregelen / voorzieningen moeten treffen tegen brand dan wettelijk is voorgeschreven.
Het belang van het correct bepalen van de staat van de brandveiligheid is dus in veel situaties van belang.
De overheid heeft toezicht rondom brandveiligheid via het Bouwbesluit qua regelgeving geplaatst bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en qua handhaving bij de gemeenten. Het Bouwbesluit gaat veel over de eisen voor een nieuw gebouw, het gaat minder over hoe dit in stand gehouden moet worden. Het hebben van een goed adviseur, die uitleg en invulling kan geven aan basis- en detailontwerpen, hoe een gebouw brandveilig ontworpen kan worden, is noodzakelijk om een invulling te geven aan de doelstellingen;
- Het veilig verblijven in gebouw en het veilig vluchten uit een gebouw;
- Het beperken van de schadelast in of aan een gebouw bij brand;
- Het invullen continuïteitprincipes van processen die plaatsvinden in een gebouw en hoe deze maximaal negatief beïnvloed mogen worden bij brand op basis van maatregelen die de kans op brand reduceren en / of het effect van brand reduceren.
Opbouw van kwaliteitsborging rondom brandveiligheid
Voor niet iedere gebruiker van een brandveiligheidsinstallaties is altijd duidelijk hoe borging van kwaliteit rondom brandveiligheidsinstallaties is georganiseerd. Onderstaand is een samenvatting gegeven hoe een en ander qua structuur in elkaar past.
Een partij heeft een productcertificaat (bedrijfscertificaat), dit productcertificatie verklaart de diensten en/of installaties die onder certificaat geleverd kunnen worden. De uitvoering van productcertificatie gaat op basis van de norm ISO17065, die de uitvoering van productcertificatie beschrijft.
Er moet verder een (product)certificatieschema zijn waarin de relevante eisen in zijn opgenomen die leiden tot de juiste voortbrenging van de levering van de installatie c.q. de onderhoudsdienst. Dit productcertificatieschema moet voldoen aan de norm ISO17067, die de opbouw van een dergelijk schema beschrijft.
Productcertificatie is per definitie een onafhankelijke uitspraak over de kwaliteit van een levering of een dienst. De productcertificatie instelling is niet betrokken bij het ontwerp, de realisatie van de installatie en het onderhoudsdienst aan de installatie. Dit wordt gezien als een uitspraak door een derde onafhankelijke partij, waarbij de eerste partij levert aan de tweede afnemende partij.
Het productcertificaat geeft aan waar de partij voor gecertificeerd is. Wil de levering van de dienst of installatie onder certificatie plaatsvinden moet dit plaatsvinden binnen het toepassingsgebied gedefinieerd in het certificaat en overeen komen met het toepassingsgebied in het (product)certificatieschema.
De productcertificatie instelling, die de productcertificatie uitvoert, controleert de partij, die de diensten en/of installaties levert. De productcertificatie instelling verricht deze beoordelingen door middel van het uitvoeren van audits van het kwaliteitsborgingmechanisme c.q. kwaliteitsmanagementsysteem van de gecertificeerde partij. Het verrichten van de (type)testen van de prestaties van de installatie en inspectie van de aanleg van de installaties en zijn functies c.q. de onderhoudsdiensten aangaande de installaties. De certificatie instelling controleert of de partij in staat is om deze diensten en / of installaties goed te kunnen leveren. De gecertificeerde partij kan zich hiermee onderscheiden in de markt.
De gecertificeerde partij die “onder productcertificatie” levert geeft een conformiteitsverklaring af over zijn levering en/of dienst. Dit is in principe het keurmerk wat behoort bij de levering van de installatie of de onderhoudsdienst.
Deze conformiteitsverklaring, die wordt afgegeven door de gecertificeerde partij, kan gaan over de levering van de installatie en kan worden betiteld als “installatiecertificaat” en “onderhoudscertificaat” indien deze gaat over de onderhoudsdienst. Dus indien het gaat over het onderhoud van een installatie wordt er door de gecertificeerde partij een onderhoudscertificaat afgegeven. Per schema kan de uitspraak zijn, dat de installatie functioneel voldoet of dat de installatie goed is onderhouden zonder iets te zeggen over het functioneren van de installatie. Het is van belang als gebruiker om het rapport van onderhoud goed door te nemen om eventuele afwijkingen met de onderhouder door te nemen om weer te komen tot een installatie die een bijdrage levert aan de veiligheid van de gebouwgebruikers.
Indien het gaat over de levering van een installatie, waarbij de randvoorwaarden voor het functioneren van de installatie zijn geverifieerd, wordt door de gecertificeerde partij een “systeemcertificaat” afgegeven.
De doelstelling van de installatie kan bijvoorbeeld tijdige detectie of blussing/beheersing van brand zijn en moet in het verlengde liggen van de hoofddoelstellingen die behoren bij het gebouw en de inrichting c.q. de installatie, zoals veilig vluchten, schade reductie, continuering van het gebruik van het gebouw en zijn inrichting.
Daarnaast bestaat de mogelijkheid om het gebruik van de installatie separaat te laten beoordelen door middel vaninspectie. De inspectie van het gebruik van de installaties gaat op basis van de norm ISO17020, die de uitvoering van inspectie omschrijft. De inspectie instelling beoordeelt het juiste gebruik van de installatie om te kunnen vaststellen of deze voldoet aan de doelstellingen.
Indien de inspectie instelling die de inspectie verricht een onafhankelijke derde partij is, wordt deze instelling getypeerd als type A-instelling, zoals een productcertificatie instelling volgens de norm ISO17065. Een type B inspectie instelling is een partij, die inspecteert bij opdrachtgevers zonder een onafhankelijke status. Een type C inspectie instelling is een instelling, die eigen installaties beoordeelt.
De Nederlandse Raad voor Accreditatie (RvA) beoordeelt het functioneren van de productcertificatie instellingen op basis van norm ISO17065 en inspectie instellingen op basis van norm ISO17020, die zijn gevestigd in Nederland. Elk Europees land heeft een nationale accreditatie instelling.
Indien een buitenlandse accreditatie instelling een buitenlandse instelling beoordeelt voor verrichtingen in Nederland op basis van een Nederlands productcertificatieschema en/of inspectieschema moet deze vakdeskundigen inzetten die aantoonbaar bekend zijn met de Nederlandse situatie.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen via: 0543-495000 of via info@lankhof.nl
Bron: Kiwa